De granaat behoort tot de silicaten en germanaten en wordt vaak gebruikt als edelsteen vanwege zijn aantrekkelijke uiterlijk. Een granaat kan verschillende kleurschakeringen hebben, maar is meestal roodbruin, geelgroenig of zelfs zwart. De edelsteen heeft een vettige, glasachtige of harsachtige glans en kan zowel doorzichtig als ondoorzichtig zijn. Kenmerkend voor het mineraal granaat is dat de kristallen ervan zich vormen als rhombische dodecaëders, d.w.z. polyeders met twaalf rhombische vlakken. Granaten zijn ondoorzichtig wanneer er vreemde onzuiverheden in zijn afgezet. Onder de variabele kleuren van granaat is rood dominant, terwijl blauw nog nooit is gezien in een dergelijk mineraal. De naam granaat komt uit het Latijn, waar "granum" staat voor korrel of "granatus" werd gebruikt voor korrelig. Het korrelige uiterlijk van het granaatmineraal vertoont een visuele gelijkenis met de pitjes van de granaatappel, die ook qua kleurstelling vaak klopt. Granaat was al in de oudheid een populaire edelsteen en werd net als robijn ook wel karbonkel genoemd. De meest voorkomende plaatsen waar granaat wordt gevonden zijn de Verenigde Staten, Sri Lanka en Zuid-Afrika.